Je begint in een bubbel en je eindigt in een bubbel…
Dit drong tot me door toen ik met een dochter sprak over haar lieve moeder die dementie had. Hoe de ruimte om haar heen steeds minder betekenis had.
Haar moeder had een grote kamer in het verpleeghuis, eigenlijk te groot. Haar dochter kreeg ‘m niet gevuld en ook niet gezellig.
Ik adviseerde haar om de dierbare spullen van haar moeder dichter om haar heen te zetten rondom de veilige plek die moeder ervaarde. Dit was haar bed. Stoel dichter bij, kastje in zicht en ik dacht ineens hoe ik dat als kind ook deed: een kleine, knusse plek op je kamer. In een hoek of op je bed, daar waar je je veilig voelde.
Voor deze lieve moeder was haar bed haar veiligheid en de kamer of zelfs de mooie natuur buiten kwam niet meer binnen.
En zo bedacht ik me dat baby’s bij hun geboorte niet verder kijken dan zo’n 30 centimeter om zich en dat mensen met dementie in hun laatste fase deze afstand ook weer hebben.
Je begint in een bubbel en eindigt in een bubbel, om zo weer diep in jezelf te komen en om dan daar los te kunnen laten. Het leven en je lichaam te kunnen verlaten.
Dat deed deze lieve mevrouw in aanwezigheid van haar dochter: terug in haar bubbel en uiteindelijk er uit.